Publicaties

Een bezoek aan de verzamelaar met 150 sticks, 50 ballen en 400 boeken

Marco van Nugteren - 11 november 2017 - Hockey.nl - Fotografie: Willem Vernes

Regelmatig struint verzamelaar Nico Leeftink rommelmarkten, veilingen en advertentiewebsites eBay en Marktplaats af om oude, kenmerkende hockeyitems veilig te stellen. Zijn collectie is even gigantisch als imponerend. In zijn huis pronken meer dan 400 boeken en brochures, 150 sticks, 50 ballen, 40 dvd’s en video’s en talloze medailles, posters, foto’s, speldjes, kaarten en vaantjes.

‘Kijk’, zegt de waarschijnlijk grootste hockeyverzamelaar van Europa trots. In zijn kleine kelder, waar de muren haast met sticks zijn behangen, strekt hij zijn rechterarm uit. In zijn hand ligt een oranje bal. De sinaasappel, één van de modellen waarmee in Nederland voor het eerst werd gehockeyd. ‘Hij wordt ook wel de Panderbal genoemd, of Scheurleer…’ Hij is amper uitgesproken of zijn ogen schieten alweer razendsnel door zijn eigen kelder heen en weer. ‘Kijk, de Sinterklaasstick.’

Het is een geschenk uit de hemel dat een man als Nico Leeftink bestaat

Hier in zijn huis in een Belgische plaats vlakbij Brussel heeft de Nederlander zijn indrukwekkende verzameling gearchiveerd. Hij gebruikt niet alleen de kelder, maar ook een kamer op de begane grond en twee kamers op de bovenverdieping om bijvoorbeeld al zijn kranten uit 1928, met daarin alle verslagen van de hockeywedstrijden van de Olympische Spelen in Amsterdam, veilig op te bergen.

Ergens in zijn bomvolle vitrines, kasten en lades moet een Delfts blauwe schaal uit 1923 ter ere van het 25-jarige bestaan van de Nederlandse Hockeybond liggen. Leeftink weet precies waar: in de vitrine op de begane grond, op het bovenste plankje.

Het is een geschenk uit de hemel dat een man als Nico Leeftink bestaat. In zijn huis val je van de ene verbazing in de andere. Terwijl je met de bal van de Olympische Spelen van 1960 in Rome in je handen staat, kan het zomaar gebeuren dat je blik afdwaalt naar een vaantje van Tokyo 1968 aan het plafond, een stick van hockeyicoon Paul Litjens aan de muur of een scheenbeschermer uit 1922 op de grond.

Soms heeft hij concurrentie van Eerste Wereldoorlog-verzamelaars of zelfs van kattenliefhebbers

‘Mijn vader was een zeer verdienstelijk hockeyer. We hadden een sportwinkel en een hockey- en cricketgroothandel en ik hockeyde zelf ook’, verklaart Leeftink zijn liefde voor de sport, aan tafel in de woonkamer. Zelf speelde hij bij DKS (1969-1975), Groninger Studenten (1975-2980) en Victoria (1980 en later).

‘Toen ik in 1992 in België kwam wonen, vroeg mijn zwager die tennisspullen verzamelde of ik voor hem de Belgische markten wilde afstruinen. Ik vond dat zo leuk om te doen dat ik ook voor mezelf ging kijken. Al snel begon ik met het verzamelen van hockeyattributen.’

Vroeger struinde Leeftink vooral oude rommelmarkten en veilingen af, maar nu komt hij daar nog zelden iets tegen dat hij niet al heeft. Tegenwoordig koopt hij het meeste via eBay of Marktplaats. Soms heeft hij concurrentie van Eerste Wereldoorlog-verzamelaars of zelfs van kattenliefhebbers. In een van zijn kasten liggen mappen vol met kaarten van hockeyers in de Eerste Wereldoorlog en kaarten van hockeyende katten, honden en everzwijnen.

‘Ik zie andere hockeyverzamelaars niet als concurrenten’

Het gebeurt ook wel eens dat de attributen Leeftink komen aanwaaien. Van oud-scheidsrechter Bob Davidzon kreeg hij zijn collectie fluitjes, die nu in de vitrine ligt. Oud-international Frans Fiolet schonk hem al zijn badges die hij voor iedere interland kreeg.

Leeftink: ‘Het gaat mij er helemaal niet om dat al deze spullen nu van mij zijn en niet van iemand anders. Ik zie andere hockeyverzamelaars niet als concurrenten. Ik wil vooral dat de attributen niet verloren gaan. Mijn doel is om een mooie en betaalbare verzameling van kenmerkende items bij te houden die de ontwikkeling van het hockey weergeven.’

Een rondleiding door zijn huis voelt als een soort tijdreis. Zijn 150 sticks tonen de ontwikkeling van de houten bandy stick van begin 1900 tot de moderne kunststofvariant, waarin je ook de haak, de grip, de kleur en het gewicht ziet veranderen. In zijn privémuseum zie je de evolutie van de bal, legguards, klompen, maskers, helmen, maar net zo goed die van foto’s, krantenartikelen en complete jubileumboeken.

Je ziet de ontwikkeling van hockey als kunst, in schilderijen en op posters. Je komt afbeeldingen van hockeyers tegen op gebruiksvoorwerpen als koektrommels, messenhouders en zilveren lepeltjes. Je ziet de opkomst van hockey in reclame. In mode, in tijdschriften. Je bent getuige van het begin van het verschijnsel ‘hockeybabes’, op oude prenten en kaarten, al ver voordat Fatima Moreira de Melo en Ellen Hoog bestonden.

Er gaat onnodig veel moois verloren

Toch heeft Leeftink nog lang niet alles. Hoe graag hij het ook zou willen, de ontwikkeling van de sok of de broek kan hij hier niet laten zien. Kledingstukken heeft hij nauwelijks, of het moet het ingelijste shirt aan de muur zijn, dat Jeroen Delmee droeg tijdens zijn afscheidswedstrijd. Maar de meeste kleding wordt volgens Leeftink achteloos weggegooid. Er gaat onnodig veel moois verloren.

Wat zou er zijn gebeurd met de stick of het shirt waarmee Maartje Paumen haar laatste wedstrijd voor Oranje of Den Bosch heeft gespeeld? ‘Als ze ze maar niet heeft weggegooid.’

‘Waar ik me momenteel vooral zorgen om maak, is dat we niet weten waar welke attributen liggen’

Leeftink is niet alleen een verzamelaar. Hij is vooral een liefhebber van de sport en wil het beste voor het hockey. Hij pleit voor het opzetten van een virtueel museum, zoals de tennisbond op www.tennismuseum.nl heeft gedaan.

‘Waar ik me momenteel vooral zorgen om maak, is dat we niet weten waar welke attributen liggen. Er zijn best wat verzamelaars en clubs met een archief en ik ben erg blij dat zij iets aan het behoud van erfgoed doen. Wat we echter missen, is een totaaloverzicht van het Nederlands hockeyerfgoed.’

‘Ik pleit vooral voor het geven van presentaties of het houden van tentoonstellingen rondom grote toernooien’

‘In het ideale scenario komt er een website waarin je intikt wat je zoekt. Vervolgens rolt er een foto van het attribuut uit plus de locatie waar het is gearchiveerd. De komst van een nationaal of internationaal hockeymuseum is niet eens nodig. In Engeland is wel een hockeymuseum, maar dat wordt meer als archief gebruikt. Voor een echt museum is te weinig animo.’

‘We moeten de geschiedenis naar de mensen toebrengen in plaats van andersom. Ik pleit voor het geven van presentaties of het houden van tentoonstellingen rondom grote toernooien. Het EK in Amsterdam was een prachtig moment geweest om zoiets te organiseren. Ik zou ook best wat spullen beschikbaar willen stellen voor in een vitrine op het nieuwe kantoor van de KNHB in Utrecht. Het gaat mij er niet om dat ik alles zelf heb. Ik wil vooral dat ook andere hockeyliefhebbers ervan kunnen genieten.’

Lezers die in contact met Nico Leeftink willen komen, die attributen voor hem hebben of die zijn privé-museum willen bezoeken, kunnen mailen naar info@hockeymuseum.nl.